Graaien in de kunst?
.
Met enige verbazing lazen we op de BBK (Beroepsvereniging van Beeldend Kunstenaars) het opiniestuk ‘Het grote graaien is ooit in de kunst begonnen’ door Hans Onno van den Berg, zelf ‘bedrijfsontwikkelaar in de kunst en cultuur en beheert onder meer een inkoopbureau voor podiumkunst‘. Na subsidietrekker en handophouder blijkt de kunstenaar nu ook al Grote Graaier – erger dan de bankensector zelfs, aldus de schrijver van het stuk. Sterker: zij hebben het van de kunstenaar afgekeken.
Waar gaat het om?
De schrijver kaart het grote verschil aan tussen het geld dat aan de top van de kunstwereld wordt verdient, ten opzichte van de brede basis waar bijna niets binnen komt. Natuurlijk krabt iedereen zich wel eens achter de oren als prijzen van topkunst voorbij komen, maar kan je dat graaien noemen? Van den Berg vergelijkt de topkunstenaar met de bankensector: daar kwam de top onder vuur te liggen vanwege de hoge beloningen, terwijl de sector als geheel in financiële nood verkeerde.
Ook in de kunst ontvangt de top hoge bedragen. Zeker als je het met de onderkant van het segment vergelijkt: van een beginnende kunstenaar of muzikant wordt vaak verwacht voor (bijna) geen geld te leveren, terwijl de top miljoenen omzet. Maar daar houdt de vergelijking ook op. In tegenstelling tot de bankensector zijn topkunstenaars niet in een positie zichzelf hoge bedragen toe te kennen ten koste van de basis. Zij ontvangen wat kopers, galerieën en musea er voor over hebben. Het is een heldere transactie: in ruil voor de hoge bedragen levert de kunstenaar een kunstwerk – waar de afnemer vervolgens ook weer goed aan verdient. Hooguit kan je een overspannen kunsthandel verwijten de prijzen op te drijven door dergelijke bedragen neer te leggen.
De oorzaken
De schrijver van het stuk probeert te verklaren waarom de top zoveel meer verdient dan de basis. Als eerste wijst hij er op dat een beginnende schrijver geen tot 10 procent van de opbrengst krijgt in de vorm van royalty’s, terwijl dit boven bepaalde oplages kan stijgen tot 15 of zelfs 20 procent. Vanuit commercieel oogpunt volkomen logisch natuurlijk. Boven bepaalde oplages verdient ook de verkoper er flinke bedragen aan en heeft de schrijver een betere onderhandelingspositie. Wat in dit geval meer onrust baart, is dat beginnende schrijvers vaak geen of weinig royalty’s ontvangen voor hun werk.
Vervolgens wordt het auteursrecht als boosdoener aangewezen. Het schijnt namelijk zo te zijn dat kunstenaars – in dit geval voornamelijk muzikanten en schrijvers – meer verdienen aan auteursrechtelijke vergoedingen als er meer werk van ze verkocht worden. Niet vreemd als je bedenkt dat deze vergoedingen zich een op een verhouden tot het gebruik van een specifiek werk – hoe vaker dat werk gebruikt wordt, hoe meer de kunstenaar er zelf aan overhoudt. Als voorbeeld wordt de leenrechtvergoeding van bibliotheekboeken gebruikt: 96% van de vergoedingen worden aan 6% van de schrijvers uitgekeerd. Aangezien een leenrecht vergoeding direct gekoppeld is aan het uitlenen van een specifiek boek kan dat alleen maar komen doordat die schrijvers ook voor 96% van de uitgeleende boeken verantwoordelijk zijn. Kortom, de auteur wordt betaald aan de hand van de populariteit van het product – daar kan niemand bezwaar tegen hebben toch?
Een andere visie
Natuurlijk ziet de BBK ook de grote verschillen tussen de verdiensten tussen de top en de basis in de kunstsector. Met name de positie van de grote groep kunstenaars die met moeite rond kunnen komen van het werk baart zorgen. Maar kan je dat de topkunstenaars aanrekenen, simpelweg omdat veel mensen hun boeken lezen, naar hun muziek luisteren en de musea bezoeken waar hun werk hangt? En wat verwacht je precies van deze topkunstenaars? Minder royalty’s vragen, of de prijs van het werk kunstmatig laag houden? De enigen die daarvan profiteren is de tussenhandel en niet de gewone kunstenaar die de basis vormt onder deze piramide. Eerder ligt het probleem bij de waardering en bijbehorende vergoedingen in de basis van de kunstensector. Waarom moet een beginnend schrijver ermee genoegen nemen geen royalty’s te ontvangen, waarom krijgt een onbekende muzikant alleen een paar consumptiebonnen voor een optreden en waarom exposeren kunstenaars zonder hiervoor betaald te worden? Het werkelijke probleem is dat er van de gewone kunstenaar verwacht wordt voor bijna niets werk te leveren. Dat heeft er weer mee te maken dat de tussenhandel, de opdrachtgevers en het grote publiek meer over hebben voor de top dan voor de basis. Maar zonder basis geen top, dus hoe verklein je deze inkomensongelijkheid en voorkom je dat de basis verdwijnt, en de piramide in elkaar stort?
Vooruit kijken
In de beeldende kunstsector lijken voorzichtige stappen de goede richting op genomen te worden. In opdracht van BKNL, een samenwerkingsverband van verschillende belangengroepen uit de kunstsector waaronder de BBK, is een onderzoek uitgevoerd naar de vergoedingen die kunstenaars krijgen voor exposities. Aan de hand van dit onderzoek gaat BKNL kijken welke vervolg stappen we kunnen nemen om er voor te zorgen dat straks ook de basis van de kunstsector de vergoeding krijgt die ze verdient.
Auteur: Alex Schreiner, Landelijk Bureau BBK